DE RAND: – Minister van Onderwijs Hilde Crevits kondigde donderdag in de Commissie voor Onderwijs de oprichting van een Task Force Onderwijs Vlaamse Rand aan. Deze werkgroep die het taalbeleid van de scholen in de Vlaamse Rand onder de loepe moet nemen start in april zijn werkzaamheden.
Eén van de grootste problemen waar onze scholen mee te kampen hebben, is de taalachterstand. De voorbije jaren is het aantal leerlingen dat thuis geen Nederlands spreekt in de Vlaamse rand sterk toegenomen. Om te vermijden dat die taalachterstand zich omzet in leerachterstand, richt minister van Onderwijs Crevits een Task Force op.
Minister Hilde Crevits zei tijdens de Commissie voor Onderwijs van 19 maart 2015:
‘De cijfers zijn een doorzetting van een evolutie die al langer gaande is in de Vlaamse Rand. Er is vandaag nog altijd tweerichtingsverkeer. Er zijn nog steeds 3349 leerlingen in het Nederlandstalig basisonderwijs in Brussel en 5624 leerlingen in het secundair onderwijs in Brussel woonachtig in een Vlaamse gemeente. Daar komen nog een kleine 20.000 leerlingen bij uit de Vlaamse Rand, die in het Franstalig onderwijs in Brussel of Wallonië ingeschreven zijn. Die cijfers vertellen natuurlijk niet het volledige verhaal van de wisselwerking tussen Brussel en de Vlaamse Rand. Ze geven wel de relatie aan tussen de woonplaats en de plaats waar leerlingen naar school gaan. Ze brengen niet de verhuizingsbewegingen in kaart. Onderzoek daarover wijst uit dat de bevolkingsaangroei in de Vlaamse Rand vooral wordt bepaald door migratie uit Brussel. Dat is geen groot geheim voor jullie. Het socio-economisch profiel van de verhuizers is hoger dan gemiddeld in Brussel, en het gaat in toenemende mate om mensen met een niet-Belgische origine. Ik verwijs hiervoor naar een bijdrage in Brussels Studies van 23 februari 2015 van Filip De Maesschalck, Tine De Rijck en Vicky Heylen.
Op basis van de cijfers die ik net heb genoemd, schuiven we drie beleidslijnen naar voren.
Ten eerste moeten scholen in de Vlaamse Rand en in Brussel werk maken van een performant talenbeleid, om leerlingen die thuis geen Nederlands spreken zo goed mogelijk te helpen de onderwijstaal te beheersen. De ondersteuning inzake taalvaardigheid die door het Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB) werd verleend aan de basisscholen in de Rand, wordt nu geïntegreerd in de middelen van de pedagogische begeleidingsdiensten, om die zo snel en dicht mogelijk ter plaatse te krijgen.
Twee. De capaciteitsproblemen in de Vlaamse Rand en Brussel zijn met elkaar verbonden, er is een zeer sterke wisselwerking tussen beide gebieden. Ik had het er al over. Bij de uitwerking van het masterplan scholenbouw is dit een aandachtspunt en een voorbeeld van de noodzaak om de problematiek niet enkel op gemeentelijk niveau te benaderen. De capaciteit van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel moet met andere woorden voldoende zijn, onder meer om de druk op het onderwijs in de randgemeenten te verminderen. Uiteraard moet in de Vlaamse Rand zelf eveneens een beleid worden gevoerd. Kleinere gemeenten die moeite ondervinden om zelf een masterplan uit te werken, zullen op basis van de capaciteitsmonitor beter in staat moeten zijn de noden in hun gemeente in kaart te brengen.
Het is de eerste keer dat ik over die capaciteitsdossiers moet oordelen. Dit is geen kritiek op wat er bestaat, maar ik blijf het vreemd vinden dat we dit zo gemeentelijk bekijken. De Rand en Brussel zijn met elkaar verbonden. Het is een moeilijke afweging, zeker als je alle noden ziet.
Dan de derde beleidslijn. Het fenomeen van suburbanisatie in de Vlaamse Rand is een duidelijk feit, maar doet zich in de Vlaamse Rand op ongelijke wijze voor. De Vlaamse Rand zelf is dus geen homogeen gebied, wat betekent dat je in bepaalde zones een andere aanpak nodig zult hebben.
De taskforce wordt zeer binnenkort opgericht. We zijn het eens geraakt over de samenstelling. Dat is al een hele stap vooruit. Ik deel u met veel plezier die samenstelling mee. Uiteraard zal mijn eigen beleidsdomein erin vertegenwoordigd zijn, samen met de Cel Vlaamse Rand van het departement Bestuurszaken, vzw ‘de Rand’ en het Platform van Gemeenten uit de Vlaamse Rand. Ik laat ook vertegenwoordigers toe vanuit de scholen: de scholengroepen 9 en 10, een vertegenwoordiging vanuit het vrij gesubsidieerd onderwijs, een vertegenwoordiging vanuit het officieel gesubsidieerd onderwijs. Er zijn ook: een ervaringsdeskundige uit de Brusselse context, de provincie Vlaams-Brabant, het Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant, vertegenwoordigers van de pedagogische begeleidingsdiensten en een vertegenwoordiger van het Centrum voor Taal en Onderwijs van de KU Leuven. De taskforce is een werkgroep binnen de onderwijsadministratie en wordt ook van daaruit aangestuurd. Mijn administratie zal het voorzitterschap ervan opnemen.
De taskforce heeft tot doel om ideeën uit te wisselen tussen experten uit het onderwijsveld en experten op het vlak van specifieke aandachtspunten van de Vlaamse Rand, waaronder het taalbeleid. De expertise die daarrond al in Brussel werd opgebouwd, moet binnen de taskforce dan ook zeker een plaats krijgen. De beleidsmatige aandacht voor het talenbeleid in de Brusselse scholen is hoger dan in de rest van Vlaanderen en evolueert ook positief. Als scholen uit Brussel en de Vlaamse Rand de handen in elkaar slaan, zullen we er beter in slagen om de knowhow die er is om te zetten in resultaten.
De taskforce moet ook een forum bieden waar schoolbesturen die met gelijkaardige situaties te maken hebben ideeën kunnen opdoen. Daarnaast zal de taskforce ook input bieden aan de begeleidingsdiensten die nu ook al goede praktijken verder verspreiden. Ook binnen de scholengemeenschappen kunnen scholen elkaar versterken. Dat doet mij besluiten dat de bestuurlijke schaalvergroting daarin ook een rol kan spelen doordat de samenwerking tussen scholen binnen één bestuur kan worden versterkt.
Scholen moeten sedert 1 september 2014 het niveau van de onderwijstaal van leerlingen bij de eerste instroom in het gewoon lager onderwijs en het gewoon voltijds secundair onderwijs screenen, waarna ze, indien het resultaat daartoe aanleiding geeft, in een vervolgtraject moeten voorzien. We hebben een paar weken of maanden geleden die hele discussie gevoerd.
Scholen zijn vrij in de invulling van dit traject, bijvoorbeeld met een taalbad, maar het is net hier dat de taskforce inspirerende voorbeelden kan verzamelen.
Ik doe geen voorafname betreffende de ‘good practices’ of ‘werkbare methodieken’. Dat is de taak van de werkgroep. Ik wil ook de vertegenwoordigers uit het werkveld en de experten volop de kans geven om te komen tot een analyse en een aantal aanbevelingen.
Met alle respect voor de resultaten die deze werkgroep ongetwijfeld zal bereiken, wil ik wel onderstrepen dat de keuze van de methodieken ook in de toekomst tot de expliciete bevoegdheid van de scholen zelf blijft behoren. Die werkgroep kan wel inspirerend en faciliterend werken.’
Meer info: www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showJournaalLijn.action?id=968465